In het project bigvitaliteit is samen met VON Nederland en diverse partners meer dan een jaar onderzoek gedaan bij varkensbedrijf Van der Meijden-Welvaarts. Biggen die zwaarder zijn dan een kilo bij de geboorte maken veel meer kans te overleven dan de lichtere. Ze zijn vitaler en zijn sneller aan de uier om biest op te nemen. Ook de kans op doodliggen is lager. Zeugen met 16 of meer biggen scoren 80 procent biggen in die gunstige categorie. Een resultaat waar de praktijk zich aan kan staven.
Tijdens de praktijktest is de gewichtsontwikkeling van elke individuele TN70-zeug sinds eind 2016 gevolgd. Voor de eerste levensinseminatie, bij het inzetten in de kraamstal en bij het spenen zijn de zeugen gewogen. Op basis van de tabel met streefgewichten van Topigs Norsvin hanteert Van der Meijden een voerstrategie op maat. In de drachtfase zijn twaalf verschillende voerschema’s met voerstations te kiezen. Worpnummer en gewicht zijn de basis voor het ingestelde voerschema. “Alles is er op gericht een fitte zeug met een optimale conditie in het kraamhok te krijgen. Managen op gewicht betekent sturen op grootbrengend vermogen en bigvitaliteit”, vertelt Godfried Groenland van De Heus tijdens het symposium Bigvitaliteit op 30 oktober in Oirschot. “Zeugen gaan langer mee als ze als gelt goed in conditie zijn en zeker tijdens de eerste lactatie niet te veel afvallen.”
Werpweek onder de loep
Tijdens een werpweek hebben Van der Meijden en zijn team veel tijd geïnvesteerd in het verzamelen van gegevens rondom werpen, biggewichten en vitaliteitsscores. Alleen zeugen met meer dan 16 levend geboren biggen deden mee in de praktijkproef. Dat waren er 29 met in totaal 554 biggen geboren (19,1 per toom). 32 biggen waren dood bij de geboorte (6 procent). Van de pasgeboren biggen bleek 80 procent meer te wegen dan 1.000 gram.
Uiteindelijk zijn 463 biggen gespeend op een leeftijd van 26-27 dagen. De gemiddelde uitval voor spenen bedraagt 11,3 procent. Meer dan 60 procent van de uitval was toe te schrijven aan niet-levensvatbaarheid van de levend geboren biggen en doodliggen. Ook worden de biggen wat betreft gewicht door elkaar heen geboren en blijken de laatst geboren biggen van een grote toom meer kans te hebben om uit te vallen. “Biggen die na de eerste levensdag zijn uitgevallen, hebben gemiddeld lagere IgG-gehalten in het bloed dan de overlevers. Dat bewijst maar weer eens hoe belangrijk een goede biestopname is”, zegt Manon Houben van GD. Een opname van minimaal 250 milliliter biest van de eigen moeder per big op de eerste dag is haar stelregel. “Het maakt mij niet uit hoe je het doet maar zorg dat elke big energie, energie en nog eens energie en antistoffen opneemt.”
Biestvoorzieing
Split-suckling door de dikste biggen van een toom op te sluiten om kleinere biggen meer kans te geven biest op te nemen, werkt bij Van der Meijden niet optimaal. Beter is het om de eerst geboren biggen van een toom te markeren en de dieren met de meest gevulde buikjes dan tijdelijk apart te zetten. De laatst geboren biggen krijgen zo meer kans om biest op te nemen. Deze werkwijze wordt nu op het zeugenbedrijf doorgevoerd. “Met split-suckling verhoog je de kans op bigoverleving omdat de biestverdeling beter is”, stelt dierenarts Marrina Schuttert van de Varkenspraktijk. “Met meer controlerondes en meer uren per dag in de kraamstal tijdens het geboorteproces is de uitval te verlagen.”