Twee op vijf koppels biggen testen negatief op PRRS en griep

Sinds half maart hebben in totaal 110 van hun zeugenbedrijven deelgenomen aan het project. Bij 110 koppels gespeende biggen tussen zes en acht weken leeftijd zijn speekselmonsters verzameld en onderzocht op de aanwezigheid van het influenzavirus (griep) en het PRRS-veldvirus. Van de speekselmonsters is 60 procent negatief getest op PRRS en 54,5 procent negatief op griep. Bij iets meer dan een op de vijf bedrijven (21,8 procent) testen de biggen op beide virussen positief.

Maar op bijna twee van de vijf zeugenbedrijven circuleerden op dat moment geen PRRS en influenza onder de gespeende biggen. Griep en PRRS komen samen dus niet meer voor dan afzonderlijk, concludeert De Oosthof.

Uit de analyses blijkt ook dat de bedrijfsomvang een rol speelt. Hoe groter het zeugenbedrijf, hoe gevoeliger het is voor het circuleren van het PRRS-veldvirus. Deze relatie is er volgens De Oosthof niet voor de circulatie van griep.

Relatie met antibioticagebruik

Naast het wel of niet aanwezig zijn van PRRS en griep op de 110 bedrijven was de Oosthof geïnteresseerd in de relatie met het antibioticagebruik. Daarom is de dierdagdosering van de gespeende biggen op alle deelnemende meegenomen in het project.

Daaruit blijkt dat de 24 zeugenbedrijven die op zowel griep als PRRS positief testen, in 91 procent van de gevallen ook meer antibiotica bij de biggen inzetten. Dit is vergeleken met de 40 bedrijven waarvan de speekselmonsters bij biggen op beide virussen negatief zijn.